Inleiding
Ieder jaar valt de stookkosten‑afrekening op de mat. Maar wat betekenen al die cijfers en percentages? In dit voorbeeld leggen we stap voor stap uit hoe de rekening wordt opgebouwd en hoe de kosten daarna over de woningen in ons gebouw worden verdeeld. De getallen hieronder zijn verzonnen, zodat niemand er verwachtingen over echte prijzen aan kan ontlenen.
1. Hoe komen de totale kosten tot stand?
- Stel dat het gebouw in één jaar 70 000 m³ gas verbruikt. Bij een gemiddelde prijs van € 1,20 per m³ is dat € 84 000.
- De meet‑ en verdeeldienst ista rekent bijvoorbeeld € 8 000 voor het opnemen van de meters en het maken van de afrekening.
- Samen vormt dit de verwarmingspot van € 92 000. (De afgelopen jaren waren de totale stookkosten in het gebouw overigens ruim hoger!)
2. Verdeling in variabel en vast
Deel | Percentage | Bedrag (voorbeeld) | Gebaseerd op |
---|---|---|---|
Variabele energiekosten | 65 % | € 59 800 | Verbruik in eenheden |
Vaste kosten + diensten | 35 % | € 32 200 | Oppervlakte van de woning |
3. Stap 1 – Prijs per eenheid
- Stel dat alle radiatoren samen 150 000 eenheden registreren.
- De variabele pot (€ 59 800) gedeeld door 150 000 geeft een eenheidsprijs van € 0,40.
4. Stap 2 – Prijs per m²
- Het totale woonoppervlak bedraagt in dit voorbeeld 10 000 m² (of 1 000 000 dm²).
- Het vaste deel (€ 32 200) gedeeld door deze oppervlakte levert € 0,032 per dm² op.
5. Omrekenfactoren
Elke radiator heeft een factor die rekening houdt met zijn warmte‑afgifte. Een grote woonkamer‑radiator telt dus zwaarder mee dan een klein badkamer‑radiatortje. Zo blijft het eerlijk, ongeacht het formaat.
6. Reductie‑percentages voor de ligging
Niet elke woning verliest evenveel warmte. Een hoek‑ of dakwoning staat meer in de wind en koelt sneller af. Om dat te compenseren past de verdeeldienst een reductie toe op het aantal eenheden van deze woningen.
Ligging woning | Reductie |
Onder het dak | 25 % |
Onder het dak én tegen een zijgevel | 45 % |
Tegen een zijgevel | 30 % |
Boven ongestookte bergingen | 10 % |
Voorbeeld – een reductie van 25 % betekent dat het geregistreerde verbruik eerst met een kwart wordt verlaagd vóór de kosten worden berekend.
7. Rekenvoorbeeld per woning (fictief en vereenvoudigd)
- Radiator 1: Er is een radiator met op het telwerk 8000 eenheden
- De omrekenfactor is 0,25
- Dus 2000 eenheden
- Het reductiepercentage is 25%
- Dus 1500 eenheden
- De omrekenfactor is 0,25
- Verbruik: 1 500 eenheden
- Oppervlakte: 80 m² → 8 000 dm²
- Ligging: onder het dak (25 % reductie)
Stap 1 – Het aantal eenheden bepalen
Zie hierboven
Stap 2 – Variabele kosten
1 500 × € 0,40 = €600
Stap 3 – Vaste kosten
8 000 × € 0,032 = € 256
Stap 4 – Totaal
€ 600 + € 256 = € 856
8. Samenvatting
- Het gebouw betaalt eerst alle gas‑ en dienstkosten.
- 65 % wordt verdeeld naar verbruik (eenheden), 35 % naar woonoppervlakte.
- Omrekenfactoren zorgen dat het verbruik van verschillende radiatoren goed wordt doorberekend.
- Reductie‑percentages compenseren voor een koudere ligging van de ruimte in het gebouw.
Zo zie je precies welke knoppen je zelf kunt bedienen: stook minder eenheden of verbeter de isolatie, en je rekening daalt direct — in elk gebouw, ongeacht de echte prijzen.